De ongediertebestrijding van de GGD in Amsterdam maakte een tijd terug een sympathieke mentaliteitsomslag door. Ze bestrijden niet langer het ongedierte maar ze beheersen de biodiversiteit in de stad. Hetgeen betekent dat ze het belangrijker vinden om evenwichtige natuur te maken dan dieren te doden. Deze belangrijke verandering in houding is niet aan de grote klok gehangen maar het is wel degelijk een zeer bewonderenswaardige wending die meer aandacht had mogen krijgen.
Veel kleine zangvogels in onze tuinen leven van zaadjes, noten en vruchten. We stoppen onkruiddodende stoffen in ons straatzand zodat er geen onkruid tussen de stenen ontspruit. Het zelfde middel zit in de zakken potgrond zodat we de eerste tijd niet hoeven te wieden. Zonder onkruid is er weinig te eten voor de zangvogels. Daarom zijn de vetbollen voor het raam altijd een succes!
Het zaaigoed en onze bloembollen die we kopen in het tuincentrum worden standaard gedompeld in neonicotoides. De daaruit groeiende planten en bloemen zijn dodelijk voor insecten. De potplantjes van de tuincentra hebben volgens onderzoek van Greenpeace 7 gifsoorten waarvan 4 zelfs zwaar verboden zijn in ons land. Het groene balkon als moordkuil.
Wat kunnen we doen om meer natuur in de stad te brengen? Koop je planten direct bij de bewuste kweker. Of wissel stekjes en zaaigoed uit met de buren. Dat is ook goed voor de sociale cohesie in de buurt. Zo deden we dat in de jaren 70 ook.
De meest structurele stap voor het creëren van meer natuur in onze leefomgeving is het ophouden met bestrijden en overgaan tot beheersen. Zoals de GGD dit toepast op grote schaal, kan ieder dit zelf ook in tuin of balkon. De stad krijgt veel meer biodiversiteit zonder ‘pest killers’. Beheersen doe je zelf.